FAQ Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek: de nieuwe regels over de buitencontractuele aansprakelijkheid.

1. Een nieuw Burgerlijk Wetboek (BW)?

Het nieuwe boek 6 over de buitencontractuele aansprakelijkheid is een onderdeel van de volledige vernieuwing van het BW. Deze vernieuwing gebeurt stapsgewijs. Een overzicht van de stand van zaken (op 15 december 2024):


Boek Stand va zaken
1. Algemene bepalingen In werking sinds 1 januari 2023
2. Personen, familie en relatievermogensrecht Relatievermogensrecht: In werking sinds 1 juli 2022
3. Goederen In werking sinds 1 september 2021
4. Nalatenschappen, schenkingen en testamenten In werking sinds 1 juli 2022
5. Verbintenissen In werking sinds 1 januari 2023
6. Buitencontractuele aansprakelijkheid Inwerkingtreding op 1 januari 2025
7. Bijzondere contracten Werken Commissie in uitvoering
8. Bewijs In werking sinds 1 november 2020
9. Zekerheden Persoonlijke zekerheden – Doc.55.3825 Hypotheekrecht: Commissie
10. Verjaring Werken Commissie in uitvoering
2. Wat is de inhoud van boek 6 Burgerlijk Wetboek?

Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat de regels die bepalen wanneer een persoon (natuurlijke of rechtspersoon) die schade heeft veroorzaakt, gehouden is de benadeelde te vergoeden.

Deze regels vervangen de artikelen 1382 tot en met 1386 bis van het oud Burgerlijk Wetboek.

3. Hoe nieuw zijn de regels van boek 6 Burgerlijk Wetboek?

Een beperkt aantal artikelen van het boek 6 BW bevatten nieuwe bepalingen. Het merendeel van de artikelen herneemt de aansprakelijkheidsregels zoals we die kennen uit het oud BW en hun toepassing in de rechtspraak.
De doelstellingen van de wetgever met deze nieuwe bepalingen zijn:

  • een duidelijke structuur aanbrengen in de regels en zo de voorspelbaarheid van de oplossingen vergroten, en dit voor zowel de slachtoffers als de verantwoordelijken.
  • de verworvenheden van de rechtspraak bevestigen
  • orde scheppen en innoveren waar de rechtspraak wisselend of tegenstrijdig is
4. Is het begaan van een fout noodzakelijk om aansprakelijk te kunnen worden gesteld?

Het beginsel dat eenieder aansprakelijk is voor de schade die hij door zijn fout aan een ander veroorzaakt blijft behouden. (art.6.5 van het Burgerlijk Wetboek) Een uitzondering vormen de minderjarigen van minder dan 12 jaar die niet aansprakelijk zijn voor de schade veroorzaakt door hun fout. (art.6.9 van het Burgerlijk Wetboek)

In het boek 6 zijn een aantal gevallen opgenomen waarin een foutloze aansprakelijkheid van bepaalde personen worden weerhouden:

  • De ouders voor de schade veroorzaakt door hun kinderen van minder dan 16 jaar (zie verder onder 5) ;
  • De werkgevers voor de schade veroorzaakt door hun personeelsleden (Art. 6.14 BW);
  • De rechtspersonen voor de daden van hun organen en de leden ervan ( Art. 6.15 BW);
  • De bewaarder van een gebrekkige zaak voor de schade veroorzaakt door een gebrek van de zaak (Art. 6.16 BW);
  • De bewaarder van een dier voor de schade veroorzaakt door dit dier (Art. 6.17 BW).
5. De aansprakelijkheid van ouders voor de daden van hun kinderen new

Bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van ouders (*) voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen (art. 6.12 BW) wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • Kinderen van minder dan 16 jaar
    De ouders zijn foutloos aansprakelijk voor de schade die de kinderen door hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidende feit hebben veroorzaakt aan derden.
  • Kinderen van 16 jaar of ouder
    De ouders zijn aansprakelijk tenzij zij kunnen aantonen dat de schade niet te wijten is aan een fout van hun kant.
  • (*) Deze regeling is naast de ouders ook van toepassing op adoptanten, voogden en pleegzorgers. Voorwaarde is dat zij het gezag hebben over de persoon van de minderjarige.

6. Een vermoeden van aansprakelijkheid voor wie toezicht houdt op anderen new

Naast de ouders voor kinderen vanaf 16 jaar is er voor de volgende personen belast met het toezicht op anderen ook een (weerlegbaar) vermoeden van aansprakelijkheid opgenomen in het boek 6 BW (Art. 6.13 BW) :

  • De persoon die op grond van een wettelijke of reglementaire bepaling, een gerechtelijke of administratieve beslissing of een contract ermee belast is op globale en duurzame wijze de levenswijze van andere personen te organiseren en te controleren;

    Het vermoeden is van toepassing indien de persoon instaat voor verschillende aspecten (opvoeding, huisvesting, voeding…) in het leven van iemand anders en dat dit op een ononderbroken en duurzame basis geschiedt. Voorbeelden zijn instellingen voor geesteszieken en gesloten inrichtingen voor minderjarigen.

    Vallen niet onder deze categorie: sportverenigingen, jeugdverenigingen, crèches, onthaalmoeders, grootouders.
  • Een onderwijsinstelling is aansprakelijk voor de schade die haar leerlingen door hun fout of een ander tot aansprakelijkheid leidend feit veroorzaken aan derden terwijl zij onder haar toezicht staan.
    In de nieuwe regeling is de focus verschoven van de aansprakelijkheid van de leerkracht naar deze van de schoolinstelling. De lopende aansprakelijkheidsverzekeringen afgesloten door schoolinstellingen blijven een noodzakelijk en passend antwoord op dit aansprakelijkheidsrisico.
7. Welke aansprakelijkheid draagt een rechtspersoon voor zijn personeelsleden en organen ?new

Met betrekking tot de aansprakelijkheid van rechtspersonen creëren de nieuwe bepalingen duidelijkheid. De regeling is van toepassing op rechtspersonen van privaat recht (NV, BV, VZW…) en publiek recht (Gemeente, OCMW…).

Deze rechtspersonen zijn foutloos aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door een fout , of ander tot aansprakelijkheid leidend feit, begaan door:

  • hun aangestelden / personeelsleden
  • hun organen of de leden ervan (bestuurders, burgemeester en schepen)
8. Buitencontractuele en contractuele aansprakelijkheid (art.6.3 §1 BW)new

Boek 6 BW bevat de regels over de buitencontractuele aansprakelijkheid en regelt dus de aansprakelijkheidsvragen tussen personen wanneer er tussen partijen hierover niets werd vastgelegd. Dit is bijvoorbeeld het geval van personen die betrokken zijn in een ongeval.

Dit betekent echter niet dat de regels van boek 6 BW niet van toepassing kunnen zijn tussen medecontractanten. Een benadeelde kan voortaan de schade veroorzaakt door de niet-nakoming van een contractuele verbintenis vorderen, door het instellen van een buitencontractuele vordering tegen zijn medecontractant.

Om de juiste draagwijdte van de nieuwe regel te beoordelen moet rekening wordt gehouden met de volgende gegevens:

  • Een wet of contract kunnen bepalen dat de wettelijke bepalingen m.b.t. de buitencontractuele aansprakelijkheid niet van toepassing zijn tussen contractanten. Zo kunnen contractanten een beding opnemen in hun contract dat hun relatie uitsluitend wordt beheerst door de regels van de contractuele aansprakelijkheid.
  • Om zich te verweren tegen de buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering kan de contractant alle verweermiddelen inroepen die voortvloeien uit het contract met de benadeelde, de wetgeving inzake bijzondere contracten en de bijzondere verjaringsregels van toepassing op het contract.

Deze verweermiddelen kunnen niet worden ingeroepen in twee gevallen:

  • Vorderingen tot schadeloosstelling voor schade als gevolg van de aantasting van de fysieke of psychische integriteit;
  • Fouten met opzet begaan om schade te veroorzaken.
9. Wat is de buitencontractuele aansprakelijkheid van de hulppersoon ?new

De hulppersoon (artikel 6.3 § 2 van het Burgerlijk Wetboek)

Om contractuele verbintenissen geheel of gedeeltelijk uit te voeren doen contractpartijen vaak beroep op andere personen. We denken hierbij aan werknemers, bestuurders of onderaannemers. Deze personen noemen we hulppersonen.

De buitencontractuele vordering tegen de hulppersoon

Nieuw is dat een benadeelde de schade die hij heeft geleden door de niet-nakoming van contractuele verbintenissen kan verhalen op de hulppersoon van zijn contractant. Het nut van deze mogelijkheid om een buitencontractuele vordering te kunnen instellen tegen de hulppersoon is o.m. duidelijk aanwezig indien de contractant van de benadeelde failliet wordt verklaard.

Om met de succes de vordering tegen de hulppersoon te kunnen instellen moet de benadeelde zijn fout, de schade en het oorzakelijk verband tussen beide bewijzen.

Verweermiddelen van de hulppersoon tegen de buitencontractuele vordering

De hulppersoon kan zich verweren tegen de vordering door het inroepen van verweermiddelen die opgenomen zijn in de hoofdcontract en het ondercontract.

De bescherming van de hulppersoon in bijzondere wetgeving.

Een aantal categorieën van hulppersonen kan genieten van een bijzondere bescherming. Dit is het geval voor werknemers. Hun burgerlijke aansprakelijkheid is beperkt voor gevallen van opzet, zware fout en de lichte fout indien die bij hen eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. Deze bescherming is zowel van toepassing op werknemers met een arbeidsovereenkomst als deze in een statutair dienstverband. Om de burgerlijke aansprakelijkheid van werknemer aan te tonen volstaat het dus niet om een lichte occasionele fout te bewijzen.

Ook op de bestuurders van privaatrechtelijke rechtspersonen is een apart aansprakelijkheidsregime van toepassing. Dit is opgenomen in het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen. Het algemeen principe is dat de buitencontractuele aansprakelijkheid van een bestuurder slechts betrokken is voor beslissingen, dagen of gedragingen die zich kennelijk buiten de marge bevinden waarbinnen normale voorzichtige en zorgvuldige bestuurders, geplaatst in dezelfde omstandigheden, redelijkerwijze van mening kunnen verschillen (art.2:56 WVV) De bestuurder is wel aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van overtredingen van de bepalingen van het WVV of van de statuten van de rechtspersoon. Bij een buitencontractuele vordering tegen een bestuurder zal de benadeelde dus rekening moeten houden met deze verzwaarde bewijslast.

10. Wanneer worden de nieuwe regels van toepassing?

De bepalingen van boek 6 BW treden in werking op 1 januari 2025. Ze worden toegepast op feiten die tot aansprakelijkheid kunnen leiden en zich hebben voorgedaan na 1 januari 2025.

De nieuwe regels zijn niet van toepassing op schadegevallen (feiten) die voor 1 januari 2025 plaats vonden maar nog in behandeling zijn. Zo moet de aansprakelijkheid voor deze schadegevallen worden bepaald op basis van de regels van het oud BW.

11. Het volledige aansprakelijkheidsrecht opgenomen in boek 6 BW?

Naast de bepalingen van het nieuwe boek 6 van het Burgerlijk Wetboek zullen de aansprakelijkheidsregels opgenomen in andere wetten onverminderd van toepassing blijven.

Een uitzondering is de Wet van 25 februari 1991 betreffende de aansprakelijkheid voor producten met gebreken die wordt opgeheven. De bepalingen over de aansprakelijkheid voor gebrekkige producten zijn opgenomen in het hoofdstuk 7 Bijzondere aansprakelijkheidsregimes, van boek 6 BW.