Openbare orde: rol en bevoegdheden van de burgemeester
Om de rol van de burgemeester op het vlak van openbare orde beter te begrijpen, moeten we de bevoegdheden van de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen in dit domein nader bekijken. Instaan voor de openbare veiligheid, rust en netheid, betekent soms dat je de inwoners beperkende maatregelen moet opleggen.
De drie bevoegde instanties op vlak van bestuurlijke politie in de gemeenten
1. De gemeenteraad
De gemeenteraad is normaal enkel bevoegd om algemene maatregelen te nemen. Hij kan bestuurlijke politieverordeningen of -reglementen aannemen. Dat zijn algemene regels die voor iedereen of voor een specifieke groep mensen gelden en in de hele gemeente of een duidelijk afgebakend deel ervan van toepassing zijn. Met zo’n reglement kan de gemeenteraad de inwoners bijvoorbeeld verbieden hun gras op zondag te maaien of gemotoriseerde machines te gebruiken in het weekend. Het doel hiervan is de openbare rust te bewaren.
In die politiereglementen of -verordeningen kan de gemeenteraad een administratieve boete tot 375 euro als sanctie opleggen. Een door de gemeenteraad aangeduide ambtenaar vaardigt deze boetes uit. Er zijn ook andere sancties mogelijk, bijvoorbeeld de intrekking of de schorsing van een vergunning. Het is dan aan het college van burgemeester en schepenen om die sancties op te leggen. Dit wordt verder meer in detail besproken.
2. Het college van burgemeester en schepenen
Het college van burgemeester en schepenen kan gerichte politieverordeningen over het wegverkeer uitvaardigen, maar enkel voor tijdelijke situaties zoals wanneer er een autovrije dag wordt georganiseerd. Zulke maatregelen kunnen enkel voor verkeerszaken.
De politie over de vertoningen is eveneens een bevoegdheid van het college van burgemeester en schepenen. Het college kan bijgevolg, in uitzonderlijke gevallen, alle vertoningen verbieden om de openbare rust te garanderen.
3. De burgemeester
De bevoegdheid van de burgemeester heeft een individuele draagwijdte. Dat betekent dat hij uitsluitend specifieke maatregelen kan nemen die slechts op één persoon of op een beperkte groep mensen van toepassing zijn en die enkel op een bepaalde plek in de gemeente gelden (daar waar het probleem zich voordoet of zich mogelijk zal voordoen). Die maatregelen kunnen zowel voor onbepaalde als voor een bepaalde tijd gelden.
Die individuele maatregelen worden politiebesluiten genoemd.
De burgemeester van een gemeente kan besluiten nemen over verschillende aspecten van de openbare orde op basis van de artikelen 135 en 133 alinea 2 van de Nieuwe Gemeentewet. Het besluit moet worden voorafgegaan door een persoonlijke vaststelling van de burgemeester, de gemeentediensten of de politie.
Met uitzondering van een overmachtssituatie moet de persoon tot wie het besluit is gericht de mogelijkheid krijgen zijn verdedigingsmiddelen te laten gelden.
Bovendien moet de burgemeester zijn besluit steeds rechtvaardigen met de overwegingen betreffende de openbare orde waarop hij zich baseert. Hij moet zijn motivering in de tekst zelf van het besluit vermelden. De opgelegde maatregel moet ook proportioneel blijven.
Tot slot zal het besluit aan de belanghebbenden worden betekend. Dat gebeurt onder andere door het onmiddellijk op de plek zelf uit te hangen, bijvoorbeeld als het gaat om een verbod om een gevaarlijke plaats te betreden.
Stel, een gebouw dat op instorten staat brengt de veiligheid en een gemakkelijke doorgang op de openbare weg in het gedrang. Als het gebouw echt volledig of gedeeltelijk dreigt in te storten, mag de burgemeester tussenkomen.
De vrijwaring van de openbare rust kan ook een interventie rechtvaardigen, bijvoorbeeld wanneer een drankgelegenheid geluidsoverlast veroorzaakt.
De bevoegdheden van de burgemeester
1. Tijdelijk plaatsverbod
Het tijdelijk plaatsverbod is een van de bijzondere maatregelen die de burgemeester kan nemen, naast de maatregelen die zijn behandeld in het punt hierboven. Het is gebaseerd op artikel 134 sexties van de Nieuwe Gemeentewet. Het gaat om een politiemaatregel die de burgemeester kan nemen om een individu zijn recht op komen en gaan te ontnemen.
Het is het verbod om “binnen te treden in een of meerdere duidelijke perimeters van bepaalde plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald, gelegen binnen een gemeente, zonder evenwel het geheel van het grondgebied te beslaan”.
Dit verbod geldt voor een maand en is tweemaal hernieuwbaar (de maximumduur is dus drie maanden). De burgemeester moet het motiveren met de redenen waarom de openbare orde wordt verstoord of met de verschillende inbreuken op de politiereglementen en -verordeningen van het college van burgemeester en schepenen. Vervolgens moet het college van burgemeester en schepenen, nadat de overtreder is verhoord, het verbod bevestigen.
Het verbod heeft dus enkel betrekking op plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek, met name elke plaats die gelegen is in de gemeente die niet enkel toegankelijk is voor de beheerder van de plaats, voor degene die er werkt of voor degenen die er individueel worden uitgenodigd. De toegang tot de woonplaats, de plaats van het werk of de plaats van de onderwijs- of opleidingsinstelling van de overtreder kan niet worden verboden.
2. De sluiting van een instelling
De burgemeester kan verschillende specifieke maatregelen nemen. Daartoe behoren ook een reeks normen van de bestuurlijke politie rond de sluiting van instellingen. Deze normen leggen soms specifiekere voorwaarden op dan de hierboven vernoemde algemene voorwaarden. De burgemeester is verplicht die te volgen als hij een besluit uitvaardigt. Hieronder volgt een kort overzicht van de verschillende bepalingen.
- Artikel 9 bis van de wet van 24 februari 1921 met betrekking tot drugs
Het doel van deze maatregel is om, in nauwe samenwerking met het parket, een publiek toegankelijke plaats te sluiten waar regelmatig wettelijk verboden praktijken hebben plaatsgevonden, namelijk het gebruik van illegale stoffen. De toepassing van artikel 9bis vereist overleg met de gerechtelijke overheden. - Artikel 134 quater van de Nieuwe Gemeentewet: de sluiting van een instelling die de openbare orde verstoort
Deze bepaling geeft de burgemeester de mogelijkheid om een instelling in zeer bijzondere omstandigheden te sluiten, namelijk als de openbare orde in de buurt van een voor het publiek toegankelijke inrichting wordt verstoord door gedragingen in die inrichting. Artikel 134 quater beperkt de mogelijkheid tot sluiting tot een periode van maximum drie maanden.
De maatregelen van de burgemeester vervallen onmiddellijk als het college van burgemeester en schepenen ze in de eerstvolgende vergadering niet bekrachtigt. Hoewel de wet dit niet verduidelijkt, moet de betrokkene – zoals bij elke politiemaatregel – de mogelijkheid hebben om zijn eigen argumenten voor te dragen. Dit principe geldt voor alle politiemaatregelen. - Artikel 134 ter van de Nieuwe Gemeentewet: de uitbatingsvoorwaarden van een instelling
De burgemeester kan een instelling tijdelijk sluiten of een noodzakelijke vergunning tijdelijk kunnen schorsen, als de voorwaarden van de uitbating van de instelling of van de vergunning niet worden nageleefd. Dit soort sluiting en schorsing mogen niet langer duren dan drie maanden. Men moet kunnen aantonen dat er ernstige schade zou kunnen ontstaan door de maatregel laattijdig te nemen. - Wet van juli 1979 betreffende de verplichte brandverzekering
Verschillende voor het publiek toegankelijke plaatsen moeten verplicht voor brand worden verzekerd. Hebben de uitbaters die niet en zijn ze verantwoordelijk voor schade veroorzaakt door een brand of een ontploffing, dan kan de burgemeester sinds 2015 beslissen de instelling te sluiten. De heropening is slechts toegelaten als de vereiste aanpassingen of veranderingen zijn aangebracht, maar ook de voorziene verplichtingen op vlak van verzekeringen in orde zijn.
3. Opvordering van het leger door de burgemeester
Om zijn bestuurlijke politionele bevoegdheden zo goed mogelijk uit te oefenen en als de noodsituatie dit vereist, kent de wet op de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus[1] de burgemeester een bevoegdheid tot opvordering toe. Die wet voorziet dat de burgemeester het leger kan opvorderen in geval van ramp, onheil, schadegeval, oproer, kwaadwillige samenscholingen of ernstige en nakende bedreigingen van de openbare orde, en wanneer de middelen van de lokale politie onvoldoende zijn.
Om het leger te kunnen opvorderen, moet de burgemeester zich in een van deze situaties bevinden en kunnen rechtvaardigen dat de middelen van de lokale EN federale politie onvoldoende zijn om de openbare orde te handhaven. Hij kan slechts beroep doen op het leger als de andere bestaande middelen de capaciteitsproblemen niet kunnen verhelpen. Tot slot moet het een extreme noodsituatie zijn, waarbij het onmogelijk is om te wachten tot er een andere oplossing is gevonden of tot de politiediensten beschikbaar zijn. Men mag het leger nooit preventief opvorderen.
4. Tussenkomst van de burgemeester bij sportwedstrijden
Bij sportwedstrijden beschikt de burgemeester eveneens over een reeks bevoegdheden. Voor sportwedstrijden moet men steeds op voorhand een vergunning aanvragen, of het nu gaat om de organisatie van loopactiviteiten, wielerwedstrijden of rally’s op de openbare weg. Zonder voorafgaande en schriftelijke toestemming van de burgemeesters van de gemeenten waarin deze activiteiten of wedstrijden plaatsvinden zijn ze eenvoudigweg verboden [1].
Soms is er signalisatie nodig. Ook daarvoor is de goedkeuring van de gemeentelijke overheden vereist. Telkens wanneer ze het nodig acht, kan de gemeente - vertegenwoordigd door de burgemeester - een reeks voorzorgsmaatregelen of voorwaarden opleggen die je moet naleven.
Er bestaan specifiekere regels voor bepaalde soorten wedstrijden. Dat is bijvoorbeeld het geval voor rally’s. Welk soort evenement het ook is, men moet steeds op voorhand een vergunning aanvragen.
5. Reglementaire politionele bevoegdheden van de burgemeester
In bepaalde, zeer uitzonderlijke gevallen, beschikt de burgemeester over een algemene reglementaire politionele bevoegdheid die van toepassing is op iedereen.
De burgemeester kan zich hier in de plaats stellen van de gemeenteraad die normaal als enige dergelijke algemene maatregelen kan opleggen.
In die uitzonderlijke gevallen kan de burgemeester zelf een politieverordening uitvaardigen op basis van artikel 134 van de Nieuwe Gemeentewet.
Deze bevoegdheid is echter op twee vlakken beperkt, want:
- Zij geldt enkel in zeer ernstige situaties (rampen, rellen of groot gevaar) waarin de veiligheid van de inwoners rechtstreeks bedreigd wordt.
- Er moet een speciale procedure worden gevolgd. Zo moeten de leden van de gemeenteraad onmiddellijk op de hoogte worden gebracht (meestal wordt er een koerier met de tekst van het gemotiveerde besluit naar elk lid gestuurd). De verordening moet dan worden bekrachtigd door de gemeenteraad tijdens de eerste zitting na de uitvaardiging ervan; zo niet, dan verliest deze haar rechtsgeldigheid in de toekomst.
Voorbeelden zijn het verbod voor alle inwoners om kraantjeswater te gebruiken wegens de ontdekking van watervervuiling in het drinkwatersysteem of een verbod of beperking om watervoorraden te gebruiken wanneer schaarste de strijd tegen bosbranden kan belemmeren.
Conclusie
Zoals hierboven uitgelegd, is de bestuurlijke politie een zeer belangrijke bevoegdheid van de gemeenten. Ze kent de gemeentelijke overheden, met name de burgemeester, een reeks bevoegdheden toe. Dit snelle en niet-exhaustieve overzicht toont aan hoe breed en belangrijk deze materie is voor de veiligheid van de burger en de gemeente, want er vloeien heel wat verantwoordelijkheden uit voort voor de burgemeester.
Ambre VASSART
Juriste bij de Vereniging Steden en Gemeenten van Wallonië
Asbl Secunews
[2] Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer.
De bevoegdheid van burgemeesters tegenover de tweede golf van Covid-19 werd recent uitgebreid door het Ministerieel besluit van 18 october 2020 houdende dringende maatregelen om de verspreiding van het coronavirus COVID–19 te beperken.
De nieuwigheid die in de bovengenoemde wetgeving is geïntroduceerd, is dat wanneer de burgemeester of de gouverneur door het gezondheidsorganisme van de betrokken gefedereerde entiteit wordt ingelicht over een plaatselijke toename van de epidemie op diens grondgebied, of wanneer hij dit vaststelt, de burgemeester of de gouverneur bijkomende maatregelen moet nemen vereist door de situatie. Hier moet informatie (en geen raadpleging meer) worden verstrekt aan de gouverneur en de bevoegde autoriteiten van de deelstaten. Maar een overleg is vereist indien de beoogde maatregelen evenwel een impact hebben op de federale middelen of een impact hebben op naburige gemeenten of op nationaal niveau.